Stappenplan afweging groepsrisico binnen aandachtsgebieden

Invoermodule Stappenplan afweging groepsrisico binnen aandachtsgebieden


Met de komst van de Omgevingswet gaat er veel veranderen, ook op het gebied van externe veiligheid. Het werken met aandachtsgebieden is een andere manier van omgaan met het groepsrisico. Hoe kom je tot passende bescherming en welke maatregelen kun je treffen? Daar is dit Stappenplan voor ontwikkeld. Het helpt gemeenten en provincies om de juiste afwegingen te maken bij ontwikkelingen binnen aandachtsgebieden. 

Het Stappenplan maakt onderscheid tussen verschillende beschermingsniveaus, de zogenaamde maatregelenniveaus A, B en C. Deze maatregelenniveaus volgen elkaar op in het stappenplan. Aan de hand van een aantal stappen bepaal je welke maatregelen je kunt treffen om een ontwikkeling binnen een aandachtsgebied veilig te ontwerpen. Als je bij het doorlopen van de stappen concrete maatregelen wil nemen, moet je onderbouwen wat het effect van de maatregel is en in hoeverre de maatregel bijdraagt aan het veilig ontwerpen van de nieuwe ontwikkeling. Daarnaast maak je een kosten-effectiviteitsafweging. Door het volgen van alle stappen, schaal je op naar een steeds hoger beschermingsniveau.

Op de volgende pagina begin je de invoermodule met het invullen van je gegevens. Nadat je alles hebt ingevuld ontvang je een samenvatting van de ingevoerde antwoorden in pdf-vorm. Deze kun je gebruiken bij de verantwoording van het groepsrisico voor de te realiseren ontwikkeling.  

Een uitgebreide toelichting op het ‘Stappenplan afweging groepsrisico binnen aandachtsgebieden’ vind je hier. 

Mijn gegevens

Privacy

De provincie Noord-Brabant hecht aan privacy. Zij zal zorgdragen voor een betrouwbare en zorgvuldige bescherming van de aan haar toevertrouwde persoonsgegevens. Zij geeft dit vorm door in haar handelen en uitingen zowel intern als extern uit te gaan van de kernwaarden betrouwbaar, transparant, zorgvuldig en veilig. De volledige privacyverklaring van de provincie Noord-Brabant kunt u raadplegen op de provinciale website.
 

Maatregelenniveau A: wettelijke basisbescherming

  
Je hoeft de invoermodule niet verder te doorlopen.
Zorg ervoor dat bereikbaarheid, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid op orde zijn. 
  
Neem zo ruim mogelijke afstand tot de risicobron
  
Beperk het aantal aanwezige personen
  
Zorg ervoor dat de onderdelen van de basisbescherming
op orde zijn en beschrijf het restrisico
 
  
Optioneel: 
  
Zorg ervoor dat de onderdelen van de basisbescherming
op orde zijn en beschrijf het restrisico
 
  
Zorg ervoor dat basisbescherming op orde is. Je gaat nu door
naar Maatregelenniveau B, dit beschermingsniveau biedt
aanvullende bescherming boven op het wettelijke minimum. 
Je gaat nu door naar Maatregelenniveau B, dit beschermingsniveau
biedt aanvullende bescherming boven op het wettelijke minimum. 

Maatregelenniveau B: bron- en omgevingsmaatregelen

  
Zorg voor voldoende vlucht- en schuilmogelijkheden
  
Geef aan hoe je voldoet aan de voorwaarden van passende bescherming.
Beschrijf het restrisico en zorg voor aanvullende risicocommunicatie.
 
  
Geef aan hoe je voldoet aan de voorwaarden van passende bescherming.
Beschrijf het restrisico en zorg voor aanvullende risicocommunicatie.
 
  
Je gaat nu door naar Maatregelenniveau C, dit is aanvullend op de voorgaande beschermingsniveaus.
  
Maatregel is niet of onvoldoende uitvoerbaar. Je gaat nu door naar
Maatregelenniveau C, dit is aanvullend op de voorgaande
beschermingsniveaus.
Maatregel nemen
  
Geef aan hoe je voldoet aan de voorwaarden van passende bescherming.
Beschrijf het restrisico en zorg voor aanvullende risicocommunicatie.
 
Je gaat nu door naar Maatregelenniveau C, dit is aanvullend op de voorgaande beschermingsniveaus.

Maatregelenniveau C: aanvullende bouwkundige maatregelen

  
De ruimtelijke ontwikkeling is niet geschikt voor
de geprojecteerde locatie in het aandachtsgebied
 
  
Maatregelen nemen
Maatregel is niet of onvoldoende uitvoerbaar
De ruimtelijke ontwikkeling is niet geschikt voor de 
geprojecteerde locatie in het aandachtsgebied
 
  
De ruimtelijke ontwikkeling is niet geschikt voor de 
geprojecteerde locatie in het aandachtsgebied.
Neem contact op met de gemeente.
 
Geef aan hoe je voldoet aan de voorwaarden van passende bescherming.
Beschrijf het restrisico en zorg voor aanvullende risicocommunicatie.
 
* = Invoer verplicht
Bezig met initialiseren . . .
Een ogenblik geduld alstublieft
 

Indien mogelijk bekijk je eerst of de ontwikkeling buiten het brand- en explosieaandachtsgebied gerealiseerd kan worden. Over het algemeen wordt aangenomen dat de ligging buiten een aandachtsgebied betekent dat de effecten van een calamiteit bij een risicobron acceptabel zijn. Dit betekent niet dat er geen effecten te verwachten zijn. Daarom is het belangrijk om (op basis van afstand tot aan de bron en de aard van de bron), toch ervoor te zorgen dat bereikbaarheid voor hulpdiensten, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid op orde is.

Beschrijf hierbij hoe je ervoor zorgt dat de bereikbaarheid, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid op orde zijn. Indien nodig kan het bevoegd gezag bepalen dat advies van de Veiligheidsregio verplicht is.

Kun je de ontwikkeling op grotere afstand van de milieubelastende activiteit met externe veiligheidsrisico’s realiseren? Hiermee wordt het effect op de ontwikkeling normaal gesproken kleiner. In het scenario van een (plas)brand betekent dit dat de hittestraling afneemt en bij een explosie heeft de drukgolf minder impact. Daarnaast creëer je zo ruimte voor mogelijke (omgevings)maatregelen. Omgevingsmaatregelen zorgen normaal gesproken voor bescherming van zowel de nieuwe als bestaande populatie.

Bij deze stap moet je kijken of het mogelijk is om het aantal toe te voegen personen binnen het aandachtsgebied te beperken. Door de bevolkingsdichtheid te beperken wordt het risico op doden en gewonden bij een calamiteit kleiner. 
Bij grote ontwikkelingen (zoals een woonwijk) is het mogelijk om bijvoorbeeld clusterwoningen zoals appartementen, rijtjeshuizen etc. zo ver mogelijk van de bron af te realiseren, waarbij je de grotere percelen dichter bij de bron realiseert. Daarnaast is het ook mogelijk populatie (in de termen van tijd) af te stemmen met de bron van het risico. Een voorbeeld van een generieke maatregel is het niet toestaan van het vullen van LPG-tankstations in de avond en- nachtperiode, als de maximale bezettingsgraad bij woningen (of andere kwetsbare gebouwen) bereikt wordt. 

Indien het om een gebouw gaat dat staat genoemd in Bijlage VI Bkl onder a, kun je volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Hiermee wordt bedoeld dat het basisbeschermingsniveau op orde moet zijn. Ook moet je ingaan op bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid (art. 5.15, lid 2, onder b, sub 2 Bkl). Daarnaast moet je ook het restrisico in beeld brengen.

Bij alle functies waar de volgende tekst bij staat: “doorgaans een groot aantal personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig is” betekent dat je het gebouw als beperkt kwetsbaar gebouw kunt beschouwen indien er aan de volgende voorwaarden voldaan wordt:

  1. De populatie is niet groter dan 50 personen;
  2. de populatie is minder dan 40 uur per week aanwezig binnen het te realiseren gebouw inclusief gebruiksruimte. 


Om de populatie te bepalen maken we gebruik van kengetallen per bedrijfsvloeroppervlakte (bvo):

  • Voor bijeenkomstfunctie: 1 persoon per 30 m² bvo, tenzij het gaat over een functie waarbij groepen verminderd zelfredzame personen aanwezig zijn.
  • Voor volwassenen onderwijsfunctie: 1 persoon per 30 m² bvo.
  • Voor sportfuncties: 1 persoon per 50 m² bvo, tenzij het gaat over functie waarbij groepen verminderd zelfredzame personen aanwezig zijn.
  • Voor industriefunctie: 1 persoon per 100 m² bvo.
  • Voor logistiekfunctie: 1 persoon per 650 m² bvo.

Voor gebouwen met één van deze functies die gelegen zijn in een brandaandachtsgebied, dat voorheen werd aangewezen als plasbrandaandachtsgebied, kun je niet de beperkte verantwoording gebruiken. Voor deze gebouwen moet je een brandvoorschriftengebied aanwijzen.

Voor gebouwen met een sportfunctie waarin verminderd zelfdredzame personen aanwezig zijn (zoals sporthallen met een onderwijsfunctie, denk aan bijvoorbeeld gymles) geldt dat je deze per definitie als zeer kwetsbaar gebouw moet beschouwen. Voor deze gebouwen moet je verplicht een brand- en/of explosievoorschriftengebied aanwijzen. 

Hiervoor geef je invulling (indien van toepassing) aan artikel 5.2 van het Bkl en onder andere: 
  • basis risicocommunicatie (artikel 46 Wet Veiligheidsregio’s);  
  • toepassen van de beste beschikbare technieken (BBT);
  • de beleidsregels bereikbaarheid en bluswatervoorziening;
  • aanwezigheid van bedrijfshulpverlening (conform ARBO-wet);
  • hanteren constructieve veiligheidsklasse passend bij het type gebouw (conform Bbl);
  • grenswaarde plaatsgebonden risico;
  • de eventuele aanwijzing van een bedrijfsbrandweer.
Ook moet je ingaan op bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid. Vraag hierover advies aan de Veiligheidsregio en beschrijf het restrisico.  
Bij de verantwoording van het groepsrisico moet je ten alle tijden ook het restrisico in beeld brengen. Het restrisico is het risico dat overblijft op het moment dat er risicoreducerende maatregelen zijn genomen (basisbeschermingsmaatregelen, omgevings-, bron- of bouwmaatregelen). Ook kunnen er risico’s zijn waarbij het nemen van maatregelen geen beschermend effect heeft. Door het restrisico in beeld te brengen en te beschrijven is duidelijk welke risico’s door het bevoegd gezag geaccepteerd worden bij ontwikkelingen in een aandachtsgebied.

Indien je deze onderdelen kunt uitvoeren en verantwoorden is dit het eindpunt. Je hebt hiermee aangetoond dat de ontwikkeling voldoende veilig kan worden ingericht. 
 
Bij deze stap tel je de populatie binnen het te ontwikkelen gebied op bij de bestaande populatie. Dit verreken je met de hectare binnen het brand- en/of explosieaandachtsgebied. Als de bevolkingsdichtheid kleiner is dan 25 personen per hectare kun je volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. Dit aantal personen is gebaseerd op een woontype rustige woonwijk. De bepaling van de bevolkingsdichtheid per hectare wordt uitgevoerd zoals deze is voorgeschreven in de PGS 1. Daarnaast mag je voor de populatieberekening gebruik maken van de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) bij wegen en spoorlijnen. Voor buisleidingen is dit de Handleiding risicoberekeningen buisleidingen en voor stationaire bronnen mag dit bepaald worden aan de hand van de populatie in het aandachtsgebied.

Indien de bevolkingsdichtheid niet groter is dan 25 personen kan er worden volstaan met een beperkte verantwoording. Hiermee wordt bedoeld dat het basisbeschermingsniveau op orde moet zijn. Ook moet je ingaan op bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid (art. 5.15, lid 2, onder b, sub 2 Bkl). Daarnaast moet je ook het restrisico in beeld brengen.
Deze stap is optioneel. Een ontwikkelaar mag ervoor kiezen om een groepsrisicoberekening uit te voeren. Indien blijkt dat het groepsrisico lager is dan 0,1* oriëntatiewaarde, kun je volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. Hiermee wordt bedoeld dat het basisbeschermingsniveau op orde moet zijn. Ook moet je ingaan op bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid (art. 5.15, lid 2, onder b, sub 2 Bkl). Daarnaast moet je ook het restrisico in beeld brengen.

De groepsrisicoberekening is gebaseerd op alle scenario’s (brand, explosie en gifwolk). Je mag kijken naar percentuele bijdrage van de losse scenario’s op het groepsrisico (indien mogelijk) om te bepalen of het groepsrisico hoger is dan 0,1* de oriënterende waarde in het kader van het te verantwoorden scenario (brand, explosie en/of gifwolk).
Hiervoor geef je invulling (indien van toepassing) aan artikel 5.2 van het Bkl en onder andere: 
  • basis risicocommunicatie (artikel 46 Wet Veiligheidsregio’s);  
  • toepassen van de beste beschikbare technieken (BBT);
  • de beleidsregels bereikbaarheid en bluswatervoorziening;
  • aanwezigheid van bedrijfshulpverlening (conform ARBO-wet);
  • hanteren constructieve veiligheidsklasse passend bij het type gebouw (conform Bbl);
  • grenswaarde plaatsgebonden risico;
  • de eventuele aanwijzing van een bedrijfsbrandweer.
Ook moet je ingaan op bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid. Vraag hierover advies aan de Veiligheidsregio en beschrijf het restrisico.  
Bij de verantwoording van het groepsrisico moet je ten alle tijden ook het restrisico in beeld brengen. Het restrisico is het risico dat overblijft op het moment dat er risicoreducerende maatregelen zijn genomen (basisbeschermingsmaatregelen, omgevings-, bron- of bouwmaatregelen). Ook kunnen er risico’s zijn waarbij het nemen van maatregelen geen beschermend effect heeft. Door het restrisico in beeld te brengen en te beschrijven is duidelijk welke risico’s door het bevoegd gezag geaccepteerd worden bij ontwikkelingen in een aandachtsgebied.

Indien je deze onderdelen kunt uitvoeren en verantwoorden is dit het eindpunt. Je hebt hiermee aangetoond dat de ontwikkeling voldoende veilig kan worden ingericht. 

Bij deze stap moet je voldoen aan het basisbeschermingsniveau. Hiervoor geef je invulling (indien van toepassing) aan artikel 5.2 van het Bkl en onder andere: 

  • basis risicocommunicatie (artikel 46 Wet Veiligheidsregio’s);  
  • toepassen van de beste beschikbare technieken (BBT);
  • de beleidsregels bereikbaarheid en bluswatervoorziening;
  • aanwezigheid van bedrijfshulpverlening (conform ARBO-wet);
  • hanteren constructieve veiligheidsklasse passend bij het type gebouw (conform Bbl);
  • grenswaarde plaatsgebonden risico;
  • de eventuele aanwijzing van een bedrijfsbrandweer.

Ook moet je ingaan op bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid.

Om deze vraag te beantwoorden inventariseer je welke voorzieningen er aanwezig zijn om aan de effecten van een calamiteit te ontkomen. Het gaat daarbij om het in beeld brengen van veilige plaatsen in het gebied en in gebouwen en het gaat om veilige uitvalswegen om uit het gebied te geraken. Deze inventarisatie kan door de benodigde lokale kennis het beste door gemeenten, samen met de omgevingsdienst en veiligheidsregio uitgevoerd worden.

Voor de afweging van de maatregelen om de schuil- en vluchtmogelijkheden te bevorderen kun je gebruik maken van het volgende afwegingskader:

 

 

Maatstaf

Dekking zoeken

Vluchten

Schuilen

Tijd

Waarschuwing

Weten mensen op tijd dat ze dekking moeten zoeken en hebben ze hier voldoende tijd voor?

Weten mensen op tijd dat ze moeten vluchten en hebben ze hier voldoende tijd voor?

Weten mensen op tijd dat ze moeten schuilen en hebben ze hier voldoende tijd voor?

 

Blootstelling

Hoe lang moeten mensen dekking zoeken voordat ze voldoende veilig kunnen vluchten?

Hoe lang worden mensen op de vluchtroute blootgesteld aan het gevaar?

Hoe lang moeten mensen schuilen voordat het buiten weer voldoende veilig is?

Capaciteit

Omvang

Kunnen alle mensen die dekking zoeken terecht op de beoogde locatie?

Is de vluchtroute geschikt voor het aantal mensen dat moet vluchten?

Kunnen alle mensen die moeten schuilen terecht op de beoogde locatie?

Bereikbaarheid

Toegankelijkheid

Biedt de omgeving mogelijkheden om effectief dekking te zoeken?

Is de vluchtroute toegankelijk voor iedereen die er gebruik van moet maken?

Is de beoogde locatie direct toegankelijk voor degenen die er moeten schuilen?

 

Zijn er in de bestaande situatie passende (omgevings)maatregelen aanwezig om personen in gebouwen te beschermen? Of is het mogelijk om, door het nemen van omgevingsmaatregelen, de bescherming van de nieuw toe te voegen populatie te optimaliseren?

Omgevingsmaatregelen zijn maatregelen die je in het gebied tussen de risicobron en de (bebouwde) omgeving kan treffen ter bescherming van gebouwen of locaties, zoals woningen, kantoren en recreatieterreinen of vitale infrastructuur. Een omgevingsmaatregel kan heel concreet en fysiek zichtbaar zijn, zoals een aardenwal of een verhoogd talud, maar ook organisatorisch van aard zijn zoals de voorbereiding van hulpdiensten, heldere risicocommunicatie en het onderhoud van schuilplaatsen en vluchtwegen. Omgevingsmaatregelen kun je zowel binnen als buiten een aandachtsgebied nemen en hebben een collectief karakter. De omgevingsmaatregelen hebben een dempend effect op de mate waarin een omgeving wordt blootgesteld aan een gevaar. Omgevingsmaatregelen verminderen de hoeveelheid warmtestraling (brand), overdruk (explosie) of concentraties (gifwolk) waaraan gebouwen en locaties worden blootgesteld. Daardoor wordt de mogelijkheid om vluchtmogelijkheden te treffen groter. Hiermee kan soms worden afgezien van het treffen van aanvullende bouwmaatregelen.

Het is belangrijk om bij deze stap alle mogelijke scenario’s te beschrijven per aandachtsgebied (explosie, BLEVE, plas en/of fakkelbrand). Hierbij is het belangrijk om de al reeds bestaande omgevingsmaatregelen te wegen en te onderzoeken. 
 

 

Beschrijf het restrisico en zorg voor aanvullende risicocommunicatie.
Met het doorlopen van voorgaande stappen is een aantal acties uitgevoerd om de bescherming van de ontwikkeling te optimaliseren. Beargumenteer hoe je voldoet aan de voorwaarden die gesteld zijn om te bepalen of er sprake is van passende bescherming. Dit zijn:
  • er wordt voldaan aan de onderdelen van de basisbescherming; en
  • er zijn voldoende vlucht,- en schuilmogelijkheden; en
  • er zijn voldoende maatregelen (bron, omgevings- en/of bouwmaatregelen) getroffen om de ontwikkeling te beschermen tegen de relevante gevaren.

Beschrijf het restrisico 
Bij de verantwoording van het groepsrisico moet je ten alle tijden ook het restrisico in beeld brengen. Het restrisico is het risico dat overblijft op het moment dat er risicoreducerende maatregelen zijn genomen (basisbeschermingsmaatregelen, omgevings-, bron- of bouwmaatregelen). Ook kunnen er risico’s zijn waarbij het nemen van maatregelen geen beschermend effect heeft. Door het restrisico in beeld te brengen en te beschrijven is duidelijk welke risico’s door het bevoegd gezag geaccepteerd worden bij ontwikkelen in een aandachtsgebied.

Voer aanvullende risicocommunicatie uit
De standaard risicocommunicatie (artikel 46 Wet veiligheidsregio’s) kan mensen in een aandachtsgebied onvoldoende bescherming bieden tegen de gevaren van brand, explosie en gifwolk. Daarom is het nodig dat binnen aandachtsgebieden aanvullende risico- en crisiscommunicatie wordt georganiseerd. Deze aanvullende communicatie is nodig om ervoor te zorgen dat reeds bestaande beschermingsmaatregelen en/of nieuw te treffen beschermingsmaatregelen (beperken personendichtheid, vlucht- en schuilmogelijkheden, omgevingsmaatregelen en aanvullende bouwkundige maatregelen) ook toegepast kunnen worden. Met andere woorden: aanvullende beschermingsmaatregelen kunnen alleen bescherming bieden als mensen ook geïnformeerd zijn over de optredende gevaren binnen het aandachtsgebied, de maatregelen die getroffen zijn en hun handelingsperspectieven in geval van een ongeval. Er moet daarbij zowel aandacht zijn voor communicatie voorafgaand aan een mogelijk ongeval (risicocommunicatie), alsook voor communicatie tijdens een ongeval (crisiscommunicatie).

Indien je deze onderdelen kunt uitvoeren en verantwoorden is dit het eindpunt. Je hebt hiermee aangetoond dat de ontwikkeling voldoende veilig kan worden ingericht. 
 

Zijn er in de bestaande situatie passende (omgevings)maatregelen aanwezig om personen in gebouwen te beschermen? Of is het mogelijk om, door het nemen van omgevingsmaatregelen, de bescherming van de nieuw toe te voegen populatie te optimaliseren?

Omgevingsmaatregelen zijn maatregelen die je in het gebied tussen de risicobron en de (bebouwde) omgeving kan treffen ter bescherming van gebouwen of locaties, zoals woningen, kantoren en recreatieterreinen of vitale infrastructuur. Een omgevingsmaatregel kan heel concreet en fysiek zichtbaar zijn, zoals een aardenwal of een verhoogd talud, maar ook organisatorisch van aard zijn zoals de voorbereiding van hulpdiensten, heldere risicocommunicatie en het onderhoud van schuilplaatsen en vluchtwegen. Omgevingsmaatregelen kun je zowel binnen als buiten een aandachtsgebied nemen en hebben een collectief karakter. De omgevingsmaatregelen hebben een dempend effect op de mate waarin een omgeving wordt blootgesteld aan een gevaar. Omgevingsmaatregelen verminderen de hoeveelheid warmtestraling (brand), overdruk (explosie) of concentraties (gifwolk) waaraan gebouwen en locaties worden blootgesteld. Daardoor wordt de mogelijkheid om vluchtmogelijkheden te treffen groter. Hiermee kan soms worden afgezien van het treffen van aanvullende bouwmaatregelen.

Het is belangrijk om bij deze stap alle mogelijke scenario’s te beschrijven per aandachtsgebied (explosie, BLEVE, plas en/of fakkelbrand). Hierbij is het belangrijk om de al reeds bestaande omgevingsmaatregelen te wegen en te onderzoeken. 
 

 

 
Beschrijf het restrisico en zorg voor aanvullende risicocommunicatie.
Met het doorlopen van voorgaande stappen is een aantal acties uitgevoerd om de bescherming van de ontwikkeling te optimaliseren. Beargumenteer hoe je voldoet aan de voorwaarden die gesteld zijn om te bepalen of er sprake is van passende bescherming. Dit zijn:
  • er wordt voldaan aan de onderdelen van de basisbescherming; en
  • er zijn voldoende vlucht,- en schuilmogelijkheden; en
  • er zijn voldoende maatregelen (bron, omgevings- en/of bouwmaatregelen) getroffen om de ontwikkeling te beschermen tegen de relevante gevaren.

Beschrijf het restrisico 
Bij de verantwoording van het groepsrisico moet je ten alle tijden ook het restrisico in beeld brengen. Het restrisico is het risico dat overblijft op het moment dat er risicoreducerende maatregelen zijn genomen (basisbeschermingsmaatregelen, omgevings-, bron- of bouwmaatregelen). Ook kunnen er risico’s zijn waarbij het nemen van maatregelen geen beschermend effect heeft. Door het restrisico in beeld te brengen en te beschrijven is duidelijk welke risico’s door het bevoegd gezag geaccepteerd worden bij ontwikkelen in een aandachtsgebied.

Voer aanvullende risicocommunicatie uit
De standaard risicocommunicatie (artikel 46 Wet veiligheidsregio’s) kan mensen in een aandachtsgebied onvoldoende bescherming bieden tegen de gevaren van brand, explosie en gifwolk. Daarom is het nodig dat binnen aandachtsgebieden aanvullende risico- en crisiscommunicatie wordt georganiseerd. Deze aanvullende communicatie is nodig om ervoor te zorgen dat reeds bestaande beschermingsmaatregelen en/of nieuw te treffen beschermingsmaatregelen (beperken personendichtheid, vlucht- en schuilmogelijkheden, omgevingsmaatregelen en aanvullende bouwkundige maatregelen) ook toegepast kunnen worden. Met andere woorden: aanvullende beschermingsmaatregelen kunnen alleen bescherming bieden als mensen ook geïnformeerd zijn over de optredende gevaren binnen het aandachtsgebied, de maatregelen die getroffen zijn en hun handelingsperspectieven in geval van een ongeval. Er moet daarbij zowel aandacht zijn voor communicatie voorafgaand aan een mogelijk ongeval (risicocommunicatie), alsook voor communicatie tijdens een ongeval (crisiscommunicatie).

Indien je deze onderdelen kunt uitvoeren en verantwoorden is dit het eindpunt. Je hebt hiermee aangetoond dat de ontwikkeling voldoende veilig kan worden ingericht. 

 
Indien blijkt dat de huidige bescherming niet passend is moet je ook kijken of het mogelijk is om aanvullende omgevingsmaatregelen te treffen. Op deze manier kijk je naar alle mogelijke (omgevings)maatregelen bij verschillende risicoscenario’s.

Omgevingsmaatregelen tegen brand
Een brand geeft hittestraling af, waardoor mensen en/of gebouwen schade oplopen. Hoe lager de hittestraling, hoe kleiner het gevolg is. De verspreiding van een brand met vloeistoffen (en daarmee de hittestraling) kan worden verkleind door de volgende maatregelen. Brandende vloeistoffen verspreiden zich naar het laagste punt in de omgeving. Door hoogteverschil aan te brengen, kan voorkomen worden dat de plasbrand zich kan verspreiden naar het te beschermen gebied. Hoogteverschillen kunnen gecreëerd worden door wallen of het op afschot leggen van oppervlak. Een scherm met aaneengesloten funderingsvoet, keerwand of andere obstakels zoals een stoeprand kunnen brandende vloeistoffen stoppen voordat ze een gebied bereiken. Aandachtspunt hierbij is dat wanneer ook het scenario explosie mogelijk is, een scherm door de drukgolf kan worden weggeblazen en daardoor mogelijk schade aanricht. Langs transportroutes voor gevaarlijke stoffen kunnen (brandende) vloeistoffen worden opgevangen in een ballastgeul, greppel of (droge) bermsloot om verspreiding naar de omgeving tegen te gaan (Oostkracht 10, d.d. 7 februari 2023).

Omgevingsmaatregelen tegen explosie
De omgeving kan beschermd worden tegen een explosie door de richting van een drukgolf af te buigen, bijvoorbeeld door een wal. Door een (aard)wal aan te brengen tussen de activiteit met gevaarlijke stoffen en het te beschermen object/gebied wordt het object/gebied bij een eventuele explosie enerzijds afgeschermd van rondvliegende scherven/puin en anderzijds wordt de drukgolf afgebogen. Een wal nabij de risico-ontvanger (blast wall) beschermt tegen overdruk. Het gebied direct achter de wal ‘de schaduw’ kan gebruikt worden om te schuilen of als vluchtroute. Doordat de drukgolf over een wal heen gaat, is het drukverlagend effect verderop achter de wal beperkt (Oostkracht 10, d.d. 7 februari 2023).

Het voordeel van het treffen van omgevingsmaatregelen is dat zowel de nieuwe als de bestaande populatie beschermd worden. Daarom heeft het de voorkeur om in eerste instantie de omgevingsmaatregelen (en bronmaatregelen) te onderzoeken voordat je naar bouwmaatregelen kijkt. 

Om per situatie inzicht te krijgen in mogelijke omgevingsmaatregelen, verwijst dit stappenplan naar de maatregelen-wiki van het RIVM (in ontwikkeling).

Indien deze stap doorlopen is moet je ook kijken naar het treffen van bronmaatregelen. Daarbij blijft de onderzoeksvraag zoals benoemd bij de vorige stap hetzelfde. Zijn er maatregelen aan de risicobron die extra bescherming kunnen bieden voor personen in gebouwen? Hierbij is het goed om te kijken naar zowel maatregelen die de kans op het voorkomen van een calamiteit vergroten, (bijvoorbeeld begrenzen van de doorzet, het vergunnen van venstertijden of het realiseren van een geïsoleerde opstelplaats voor een tankwagen met aanrijdbeveiliging), als maatregelen die het effect verkleinen (bijvoorbeeld het realiseren van grondplaten op buisleidingen of het aanleggen van een ballastgeul aan het spoor).

Als het mogelijk is om aanvullende omgevings- en/of bronmaatregelen te nemen, beoordeel je deze. Naast de effectiviteit maak je vervolgens ook een afweging of de kosten van deze maatregel in verhouding staan tot de totale ontwikkelkosten. Indien niet kan worden aangetoond dat het nemen van deze maatregelen leidt tot passende bescherming, moet je doorgaan naar de volgende stap.
 

De omgevings- of bronmaatregelen moeten in verhouding staan tot de ontwikkelkosten. Het nemen van bron- en/of omgevingsmaatregelen kan zeer effectief zijn, maar dit kan tegelijkertijd ook zeer kostbaar zijn. Indien deze kosten niet in verhouding staan met de rest van de ontwikkelkosten kan dit afwenteleffect zorgen voor een situatie waarbij het nemen van deze maatregelen onrealistisch duur wordt. Vaak wordt dit doorgerekend naar de eventuele kopers of huurders van de bebouwing. Dit gaat ten koste van de haalbaarheid van de ontwikkeling.
 
In de situatie waarin blijkt dat het nemen van de maatregelen wel in verhouding tot de totale ontwikkelkosten staan, dien je deze maatregelen te treffen. Als je hieruit kunt beargumenteren dat het nemen van deze maatregel leidt tot een passende bescherming voor de populatie dat wordt toegevoegd, is het treffen van deze maatregelen afdoende. Daarbij dienen ten alle tijden de onderdelen van het Maatregelenniveau A op orde te zijn, daarnaast beschrijf je ook het restrisico. Ook is het belangrijk om aandacht te besteden aan de aanvullende risicocommunicatie die ingaat op de (mogelijke) handelingsperspectieven die worden gerealiseerd bij de getroffen maatregelen. Ook dient er in het kader van bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid verplicht advies gevraagd te worden aan de Veiligheidsregio.

Wanneer staan de kosten voor de maatregelen niet in verhouding tot de totale ontwikkelkosten? Het is aan de gemeente om te bepalen welke verhouding hierbij past. Indien blijkt dat de kosten van het nemen van de maatregelen niet in verhouding staan tot de totale ontwikkelkosten, dan is het aan het bevoegd gezag om te bepalen of het wenselijk is om de maatregelen te nemen. Het is aan het bevoegd gezag om zelf kaders te stellen hoe zij deze wenselijkheid toetsen. Indien de maatregelen disproportioneel kostbaar zijn ten opzichte van de totale ontwikkelkosten, kan dit een argument zijn om af te zien van het nemen van deze maatregelen. Als de gemeente bepaald dat dit het geval is dan zul je vervolgens moeten kijken of het mogelijk is om door aanvullende bouwkundige maatregelen te nemen, tot passende bescherming te komen. 
 

Onderbouw hierbij of het nemen van extra omgevingsmaatregelen en/of bronmaatregelen leidt tot passende bescherming. Welke mate draagt het bij aan onderbouwing op de volgende 3 vragen:
  • er wordt voldaan aan de onderdelen van maatregelenniveau A; en
  • er zijn voldoende vlucht,- en schuilmogelijkheden; en
  • er zijn voldoende maatregelen (bron, omgevings- en/of bouwmaatregelen) getroffen om de ontwikkeling te beschermen tegen de relevante gevaren.

 
 
Beschrijf het restrisico en zorg voor aanvullende risicocommunicatie.
Met het doorlopen van voorgaande stappen is een aantal acties uitgevoerd om de bescherming van de ontwikkeling te optimaliseren. Beargumenteer hoe je voldoet aan de voorwaarden die gesteld zijn om te bepalen of er sprake is van passende bescherming. Dit zijn:
  • er wordt voldaan aan de onderdelen van de basisbescherming; en
  • er zijn voldoende vlucht,- en schuilmogelijkheden; en
  • er zijn voldoende maatregelen (bron, omgevings- en/of bouwmaatregelen) getroffen om de ontwikkeling te beschermen tegen de relevante gevaren.

Beschrijf het restrisico 
Bij de verantwoording van het groepsrisico moet je ten alle tijden ook het restrisico in beeld brengen. Het restrisico is het risico dat overblijft op het moment dat er risicoreducerende maatregelen zijn genomen (basisbeschermingsmaatregelen, omgevings-, bron- of bouwmaatregelen). Ook kunnen er risico’s zijn waarbij het nemen van maatregelen geen beschermend effect heeft. Door het restrisico in beeld te brengen en te beschrijven is duidelijk welke risico’s door het bevoegd gezag geaccepteerd worden bij ontwikkelen in een aandachtsgebied.

Voer aanvullende risicocommunicatie uit
De standaard risicocommunicatie (artikel 46 Wet veiligheidsregio’s) kan mensen in een aandachtsgebied onvoldoende bescherming bieden tegen de gevaren van brand, explosie en gifwolk. Daarom is het nodig dat binnen aandachtsgebieden aanvullende risico- en crisiscommunicatie wordt georganiseerd. Deze aanvullende communicatie is nodig om ervoor te zorgen dat reeds bestaande beschermingsmaatregelen en/of nieuw te treffen beschermingsmaatregelen (beperken personendichtheid, vlucht- en schuilmogelijkheden, omgevingsmaatregelen en aanvullende bouwkundige maatregelen) ook toegepast kunnen worden. Met andere woorden: aanvullende beschermingsmaatregelen kunnen alleen bescherming bieden als mensen ook geïnformeerd zijn over de optredende gevaren binnen het aandachtsgebied, de maatregelen die getroffen zijn en hun handelingsperspectieven in geval van een ongeval. Er moet daarbij zowel aandacht zijn voor communicatie voorafgaand aan een mogelijk ongeval (risicocommunicatie), alsook voor communicatie tijdens een ongeval (crisiscommunicatie).

Indien je deze onderdelen kunt uitvoeren en verantwoorden is dit het eindpunt. Je hebt hiermee aangetoond dat de ontwikkeling voldoende veilig kan worden ingericht. 

 
In deze stap kijk je of het mogelijk is om met behulp van bouwmaatregelen tot passende bescherming te komen. Vanuit het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) zijn bouwkundige eisen gesteld waar aan voldaan moet worden indien het voorschriftengebied aangezet zou worden. De aanvullende bouwmaatregelen in deze stap zullen zijn vormvrij maar moeten wel aantoonbaar effectief zijn op basis van de scenario’s brand en/of explosie. De maatregelen volgend uit art. 4.91 t/m 4.95 Bbl kunnen als inspiratie gebruikt worden. In deze artikelen worden de volgende aspecten beschouwd:
  • Brandwerendheid (art. 4.91)
  • Brandklasse buitenoppervlak (art. 4.92)
  • Brandklasse dak (art. 4.93)
  • Optimaliseren vluchtroutes (art. 4.94)
  • Sterkte bouwwerk bij brand (art. 4.95)
  • Scherfwerking (art. 4.96)
De bouwkundige eisen uit artikel 4.91 t/m 4.95 zijn voornamelijk gericht op het scenario brand. De bouwkundige eis, scherfwerking artikel 4.96 Bbl, richt zich op het scenario explosie. 

Om per situatie inzicht te krijgen in welke bouwkundige maatregelen er mogelijk zijn, verwijst dit stappenplan naar de maatregelen-wiki van het RIVM (in ontwikkeling).

Maatregelen tegen brand
De intensiteit en de tijdsduur van de warmtestraling bij brand bepalen de mate waarin maatregelen op een locatie tegen dit gevaar ook daadwerkelijk bescherming bieden. Een gebouw kan in principe veel meer warmtestraling weerstaan dan een mens. Bij mensen kunnen al verbrandingseffecten optreden tijdens een zonnige dag (1 kW/m²). Bij gebouwen is het gevaar van warmtestraling pas relevant bij een blootstelling aan 10 kW/m² of meer (het scenario brand). Dan kunnen binnenbranden ontstaan, bijvoorbeeld door vitrage of gordijnen die ontbranden. Hoe hoger de warmtestraling en hoe langer de blootstelling, hoe waarschijnlijker het is dat brand ontstaat. Bij een warmtestraling van meer dan 35 kW/m² (in het scenario van een BLEVE) kunnen brandbare delen van de gebouwconstructie al na circa 20 seconden ontbranden.
 
Welke maatregelen bescherming bieden hangt af van hoeveel warmtestraling het gebouw op deze locatie kan bereiken. Zo is het relevant of het gebouw aan alle zijden wordt aangestraald, omdat de aanwezigen dan niet naar buiten kunnen vluchten. Als er een zijde is zonder warmtestraling (schaduw), kunnen mensen via deze kant het gebouw ontvluchten. Doordat bij een chemische brand zeer hoge temperaturen kunnen ontstaan is het belangrijk om na te gaan of de materialen die worden gebruikt niet bezwijken of ontbranden. Materialen die bescherming bieden tegen een ‘normale’ brand bieden niet perse dezelfde mate van bescherming bij een chemische brand.

Maatregelen tegen explosie
Een mens kan in principe meer overdruk weerstaan dan een gebouw. Dodelijke gevolgen van een explosie worden in bebouwde omgeving vooral veroorzaakt door de indirecte gevolgen, zoals scherfwerking (bijvoorbeeld door rondvliegend glas of puin). Mensen moeten bij een explosie dus vooral hiertegen beschermd worden. De mate waarin maatregelen bescherming bieden tegen het gevaar van drukgolven en scherfwerking of vliegvuil door een explosie, hangt af van de intensiteit van deze gevaren op een locatie. 
Vanaf ongeveer 2 kPa overdruk (scenario explosie) is ruitbreuk te verwachten. Ruitbreuk als gevolg van een explosie is relevant als de gebeurtenis samenvalt met een gifwolk of warmtestraling. Doordat ruiten na de explosie niet meer aanwezig zijn, kunnen mensen in gebouwen blootgesteld worden aan binnendringende giftige stoffen of warmtestraling.

Bij een overdruk van 10kPa (bijvoorbeeld bij een BLEVE) is, bij een standaard gebouw, de scherfwerking zodanig dat dodelijke slachtoffers zijn te verwachten. Het aanpassen van gebouwen of de omgeving kan beschermen tegen scherfwerking. Dit kan bijvoorbeeld door het afbuigen van de drukgolf, verankering van niet dragende muurdelen, het gebruik van gehard of gelaagd glas of anti-scherffolie en het niet gebruiken van losliggende materialen die projectielen kunnen vormen (denk aan grind of dakpannen). 
Bij een overdruk van meer dan 30 kPa is het aannemelijk dat (delen van) gebouwen instorten. Maatwerk, zoals een verstevigde vluchtkolom, het verstevigen van het fundament, dragende muren en het dak, kan de kans op instorten verkleinen. 

Indien blijkt dat het nemen van bouwmaatregelenmaatregelen zorgt voor passende bescherming, moet je dit aantonen. Daarnaast moet je ook altijd voldoen aan de voorwaarden uit het basisbeschermingsniveau. Ook moet je ingaan op bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid (art. 5.15, lid 2, onder b, sub 2 Bkl). Daarnaast breng je altijd het restrisico in beeld. Ook is het belangrijk om aandacht te besteden aan de aanvullende risicocommunicatie die ingaat op de (mogelijke) handelingsperspectieven die worden gerealiseerd bij de getroffen maatregelen. Ook dient er in het kader van bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid verplicht advies gevraagd te worden aan de Veiligheidsregio.

Het kan voorkomen dat, zelfs na het nemen van bouwkundige maatregelen, niet kan worden aangetoond dat de nieuw toe te voegen populatie niet beschermd kan worden tegen het effect van een calamiteit bij de risicobron. In deze situatie moet worden geconcludeerd dat de ruimtelijke ontwikkeling niet geschikt is voor de geprojecteerde locatie in het aandachtsgebied. Dit betekent dat er gekeken moet worden naar een locatie buiten het aandachtsgebied of in een andere vorm. Het bevoegd gezag kan er echter voor kiezen om de ontwikkeling tóch door te laten gaan vanwege andere zwaarwegende redenen, mits goed gemotiveerd.
Het nemen van aanvullende maatregelen leidt niet tot passende bescherming of het nemen van aanvullende maatregelen is niet mogelijk. Hierdoor kan je niet aantonen dat de nieuwe ontwikkeling veilig kan worden ingericht. Dit heeft als resultaat dat de ontwikkeling niet mogelijk is op de geprojecteerde locatie.

Het bevoegd gezag kan expliciet een afweging maken of de ontwikkeling toch doorgang moet vinden. Dit kan zijn omdat er dwingende redenen zijn van groot openbaar belang of omdat er zwaarwegende economische redenen zijn waarom de ontwikkeling toch doorgang moet vinden.
Net zoals bij de omgevings- en bronmaatregelen mag je er bij de bouwmaatregelen ook naar kijken of de kosten voor het nemen van de bouwkundige maatregelen in verhouding staan tot de volledige ontwikkelkosten.

Indien deze kosten niet in verhouding staan tot de rest van de ontwikkelkosten kan dit afwenteleffect zorgen voor een situatie waarbij het nemen van deze maatregelen onrealistisch duur wordt. Vaak wordt dit doorgerekend naar de eventuele kopers of huurders van de bebouwing. Dit gaat ten kosten van de haalbaarheid van de ontwikkeling. Indien blijkt dat de kosten van het nemen van de maatregelen niet in verhouding staat tot de totale ontwikkelkosten dan kun je afzien van het nemen van deze maatregelen. In deze situaties kun je concluderen dat de ontwikkeling niet geschikt is voor de geprojecteerde locatie in het aandachtsgebied. Het bevoegd gezag dient expliciet een afweging te maken of de ontwikkeling toch doorgang moet vinden. Dit kan zijn omdat er dwingende redenen zijn van groot openbaar belang of omdat er zwaarwegende economische redenen zijn.

In de situatie waarin blijkt dat het nemen van de maatregelen wel in verhouding tot de totale ontwikkelkosten staan, dien je deze maatregelen te treffen. Als je hieruit kunt beargumenteren dat het nemen van deze maatregel leidt tot een passende bescherming voor de populatie die wordt toegevoegd, is het treffen van deze maatregelen afdoende. Daarbij dient ten alle tijden de onderdelen van het Maatregelenniveau A op orde te zijn, daarnaast beschrijf je ook het restrisico. Ook is het belangrijk om aandacht te besteden aan de aanvullende risicocommunicatie die ingaat op de (mogelijke) handelingsperspectieven die worden gerealiseerd bij de getroffen maatregelen. Ook dient er in het kader van bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid verplicht advies gevraagd te worden aan de Veiligheidsregio.

Wanneer staan de kosten voor de maatregelen niet in verhouding tot de totale ontwikkelkosten? 
Het is aan de gemeente om te bepalen welke verhouding hierbij past. Indien blijkt dat de kosten voor het nemen van de maatregelen niet in verhouding staan tot de totale ontwikkelkosten,  is het aan het bevoegd gezag om te bepalen of het wenselijk is om de maatregelen te nemen. Het is ook aan het bevoegd gezag om zelf kaders te stellen hoe zij deze wenselijkheid toetsen. Indien de maatregelen disproportioneel kostbaar zijn ten opzichte van de totale ontwikkelkosten, kan dit een argument zijn om af te zien tot het nemen van deze maatregelen. Als de gemeente bepaalt dat dit het geval is, zul je vervolgens moeten kijken of het mogelijk is om door bouwkundige maatregelen te nemen, tot passende bescherming te komen.
Het nemen van aanvullende maatregelen leidt niet tot passende bescherming of het nemen van aanvullende maatregelen is niet mogelijk. Hierdoor kan je niet aantonen dat de nieuwe ontwikkeling veilig kan worden ingericht. Dit heeft als resultaat dat de ontwikkeling niet mogelijk is op de geprojecteerde locatie.

Het bevoegd gezag kan expliciet een afweging maken of de ontwikkeling toch doorgang moet vinden. Dit kan zijn omdat er dwingende redenen zijn van groot openbaar belang of omdat er zwaarwegende economische redenen zijn waarom de ontwikkeling toch doorgang moet vinden.
Onderbouw hierbij of het nemen van extra bouwmaatregelen leidt tot passende bescherming. In welke mate draagt het bij aan onderbouwing op de volgende 3 vragen:
  • er wordt voldaan aan de onderdelen van maatregelenniveau A; en
  • er zijn passende vlucht,- en schuilmogelijkheden; en
  • er zijn passende maatregelen (bron, omgevings- en/of bouwmaatregelen) getroffen om de ontwikkeling te beschermen tegen de relevante gevaren.
Het nemen van aanvullende maatregelen leidt niet tot passende bescherming of het nemen van aanvullende maatregelen is niet mogelijk. Hierdoor kan je niet aantonen dat de nieuwe ontwikkeling veilig kan worden ingericht. Dit heeft als resultaat dat de ontwikkeling niet mogelijk is op de geprojecteerde locatie.

Het bevoegd gezag kan expliciet een afweging maken of de ontwikkeling toch doorgang moet vinden. Dit kan zijn omdat er dwingende redenen zijn van groot openbaar belang of omdat er zwaarwegende economische redenen zijn waarom de ontwikkeling toch doorgang moet vinden.
Met het doorlopen van voorgaande stappen is een aantal acties uitgevoerd om de bescherming van de ontwikkeling te optimaliseren. Beargumenteer hoe je voldoet aan de voorwaarden die gesteld zijn om te bepalen of er sprake is van passende bescherming, dit zijn:
  • er wordt voldaan aan de onderdelen van de basisbescherming; en
  • er zijn passende vlucht,- en schuilmogelijkheden; en
  • er zijn passende maatregelen (bron, omgevings- en/of aanvullende bouwmaatregelen) getroffen om de ontwikkeling te beschermen tegen de relevante gevaren.

Beschrijf het restrisico 
Bij de verantwoording van het groepsrisico moet je ten alle tijden ook het restrisico in beeld brengen. Het restrisico is het risico dat overblijft op het moment dat er risicoreducerende maatregelen zijn genomen (basisbeschermingsmaatregelen, omgevings-, bron- of aanvullende bouwmaatregelen). Ook kunnen er risico’s zijn waarbij het nemen van maatregelen geen beschermend effect heeft. Door het restrisico in beeld te brengen en te beschrijven is duidelijk welke risico’s door het bevoegd gezag geaccepteerd worden bij ontwikkelen in een aandachtsgebied.

Voer aanvullende risicocommunicatie uit
De standaard risicocommunicatie (artikel 46 Wet veiligheidsregio’s) kan mensen in een aandachtsgebied niet passend bescherming bieden tegen de gevaren van brand, explosie en gifwolk. Daarom is het nodig dat binnen aandachtsgebieden aanvullende risico- en crisiscommunicatie wordt georganiseerd. Deze aanvullende communicatie is nodig om ervoor te zorgen dat reeds bestaande beschermingsmaatregelen en/of nieuw te treffen beschermingsmaatregelen (beperken personendichtheid, vlucht- en schuilmogelijkheden, omgevingsmaatregelen en aanvullende bouwkundige maatregelen) ook toegepast kunnen worden. Met andere woorden: aanvullende beschermingsmaatregelen kunnen alleen bescherming bieden als mensen ook geïnformeerd zijn over de optredende gevaren binnen het aandachtsgebied, de maatregelen die getroffen zijn en hun handelingsperspectieven in geval van een ongeval. Er moet daarbij zowel aandacht zijn voor communicatie voorafgaand aan een mogelijk ongeval (risicocommunicatie), alsook voor communicatie tijdens een ongeval (crisiscommunicatie).

Indien je deze onderdelen kunt uitvoeren en verantwoorden is dit het eindpunt. Je hebt hiermee aangetoond dat de ontwikkeling met passende veiligheid kan worden ingericht. Ook dien je in het kader van bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid verplicht advies te vragen aan de Veiligheidsregio.
Bezig met initialiseren . . .