|
Indien mogelijk bekijk je eerst of de ontwikkeling buiten het brand- en explosieaandachtsgebied gerealiseerd kan worden. Over het algemeen wordt aangenomen dat de ligging buiten een aandachtsgebied betekent dat de effecten van een calamiteit bij een risicobron acceptabel zijn. Dit betekent niet dat er geen effecten te verwachten zijn. Daarom is het belangrijk om (op basis van afstand tot aan de bron en de aard van de bron), toch ervoor te zorgen dat bereikbaarheid voor hulpdiensten, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid op orde is.
Beschrijf hierbij hoe je ervoor zorgt dat de bereikbaarheid, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid op orde zijn. Indien nodig kan het bevoegd gezag bepalen dat advies van de Veiligheidsregio verplicht is.
Kun je de ontwikkeling op grotere afstand van de milieubelastende activiteit met externe veiligheidsrisico’s realiseren? Hiermee wordt het effect op de ontwikkeling normaal gesproken kleiner. In het scenario van een (plas)brand betekent dit dat de hittestraling afneemt en bij een explosie heeft de drukgolf minder impact. Daarnaast creëer je zo ruimte voor mogelijke (omgevings)maatregelen. Omgevingsmaatregelen zorgen normaal gesproken voor bescherming van zowel de nieuwe als bestaande populatie.
Bij deze stap moet je kijken of het mogelijk is om het aantal toe te voegen personen binnen het aandachtsgebied te beperken. Door de bevolkingsdichtheid te beperken wordt het risico op doden en gewonden bij een calamiteit kleiner.
Bij grote ontwikkelingen (zoals een woonwijk) is het mogelijk om bijvoorbeeld clusterwoningen zoals appartementen, rijtjeshuizen etc. zo ver mogelijk van de bron af te realiseren, waarbij je de grotere percelen dichter bij de bron realiseert. Daarnaast is het ook mogelijk populatie (in de termen van tijd) af te stemmen met de bron van het risico. Een voorbeeld van een generieke maatregel is het niet toestaan van het vullen van LPG-tankstations in de avond en- nachtperiode, als de maximale bezettingsgraad bij woningen (of andere kwetsbare gebouwen) bereikt wordt.
Indien het om een gebouw gaat dat staat genoemd in Bijlage VI Bkl onder a, kun je volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.
Hiermee wordt bedoeld dat het basisbeschermingsniveau op orde moet zijn. Ook moet je ingaan op bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid (art. 5.15, lid 2, onder b, sub 2 Bkl). Daarnaast moet je ook het restrisico in beeld brengen.
Bij alle functies waar de volgende tekst bij staat: “doorgaans een groot aantal personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig is” betekent dat je het gebouw als beperkt kwetsbaar gebouw kunt beschouwen indien er aan de volgende voorwaarden voldaan wordt:
Om de populatie te bepalen maken we gebruik van kengetallen per bedrijfsvloeroppervlakte (bvo):
Voor gebouwen met één van deze functies die gelegen zijn in een brandaandachtsgebied, dat voorheen werd aangewezen als plasbrandaandachtsgebied, kun je niet de beperkte verantwoording gebruiken. Voor deze gebouwen moet je een brandvoorschriftengebied aanwijzen.
Voor gebouwen met een sportfunctie waarin verminderd zelfdredzame personen aanwezig zijn (zoals sporthallen met een onderwijsfunctie, denk aan bijvoorbeeld gymles) geldt dat je deze per definitie als zeer kwetsbaar gebouw moet beschouwen. Voor deze gebouwen moet je verplicht een brand- en/of explosievoorschriftengebied aanwijzen.
Bij deze stap moet je voldoen aan het basisbeschermingsniveau. Hiervoor geef je invulling (indien van toepassing) aan artikel 5.2 van het Bkl en onder andere:
Ook moet je ingaan op bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid.
Om deze vraag te beantwoorden inventariseer je welke voorzieningen er aanwezig zijn om aan de effecten van een calamiteit te ontkomen. Het gaat daarbij om het in beeld brengen van veilige plaatsen in het gebied en in gebouwen en het gaat om veilige uitvalswegen om uit het gebied te geraken. Deze inventarisatie kan door de benodigde lokale kennis het beste door gemeenten, samen met de omgevingsdienst en veiligheidsregio uitgevoerd worden.
Voor de afweging van de maatregelen om de schuil- en vluchtmogelijkheden te bevorderen kun je gebruik maken van het volgende afwegingskader:
|
Maatstaf |
Dekking zoeken |
Vluchten |
Schuilen |
Tijd |
Waarschuwing |
Weten mensen op tijd dat ze dekking moeten zoeken en hebben ze hier voldoende tijd voor? |
Weten mensen op tijd dat ze moeten vluchten en hebben ze hier voldoende tijd voor? |
Weten mensen op tijd dat ze moeten schuilen en hebben ze hier voldoende tijd voor? |
|
Blootstelling |
Hoe lang moeten mensen dekking zoeken voordat ze voldoende veilig kunnen vluchten? |
Hoe lang worden mensen op de vluchtroute blootgesteld aan het gevaar? |
Hoe lang moeten mensen schuilen voordat het buiten weer voldoende veilig is? |
Capaciteit |
Omvang |
Kunnen alle mensen die dekking zoeken terecht op de beoogde locatie? |
Is de vluchtroute geschikt voor het aantal mensen dat moet vluchten? |
Kunnen alle mensen die moeten schuilen terecht op de beoogde locatie? |
Bereikbaarheid |
Toegankelijkheid |
Biedt de omgeving mogelijkheden om effectief dekking te zoeken? |
Is de vluchtroute toegankelijk voor iedereen die er gebruik van moet maken? |
Is de beoogde locatie direct toegankelijk voor degenen die er moeten schuilen? |
Zijn er in de bestaande situatie passende (omgevings)maatregelen aanwezig om personen in gebouwen te beschermen? Of is het mogelijk om, door het nemen van omgevingsmaatregelen, de bescherming van de nieuw toe te voegen populatie te optimaliseren?
Omgevingsmaatregelen zijn maatregelen die je in het gebied tussen de risicobron en de (bebouwde) omgeving kan treffen ter bescherming van gebouwen of locaties, zoals woningen, kantoren en recreatieterreinen of vitale infrastructuur. Een omgevingsmaatregel kan heel concreet en fysiek zichtbaar zijn, zoals een aardenwal of een verhoogd talud, maar ook organisatorisch van aard zijn zoals de voorbereiding van hulpdiensten, heldere risicocommunicatie en het onderhoud van schuilplaatsen en vluchtwegen. Omgevingsmaatregelen kun je zowel binnen als buiten een aandachtsgebied nemen en hebben een collectief karakter. De omgevingsmaatregelen hebben een dempend effect op de mate waarin een omgeving wordt blootgesteld aan een gevaar. Omgevingsmaatregelen verminderen de hoeveelheid warmtestraling (brand), overdruk (explosie) of concentraties (gifwolk) waaraan gebouwen en locaties worden blootgesteld. Daardoor wordt de mogelijkheid om vluchtmogelijkheden te treffen groter. Hiermee kan soms worden afgezien van het treffen van aanvullende bouwmaatregelen.
Het is belangrijk om bij deze stap alle mogelijke scenario’s te beschrijven per aandachtsgebied (explosie, BLEVE, plas en/of fakkelbrand). Hierbij is het belangrijk om de al reeds bestaande omgevingsmaatregelen te wegen en te onderzoeken.
Zijn er in de bestaande situatie passende (omgevings)maatregelen aanwezig om personen in gebouwen te beschermen? Of is het mogelijk om, door het nemen van omgevingsmaatregelen, de bescherming van de nieuw toe te voegen populatie te optimaliseren?
Omgevingsmaatregelen zijn maatregelen die je in het gebied tussen de risicobron en de (bebouwde) omgeving kan treffen ter bescherming van gebouwen of locaties, zoals woningen, kantoren en recreatieterreinen of vitale infrastructuur. Een omgevingsmaatregel kan heel concreet en fysiek zichtbaar zijn, zoals een aardenwal of een verhoogd talud, maar ook organisatorisch van aard zijn zoals de voorbereiding van hulpdiensten, heldere risicocommunicatie en het onderhoud van schuilplaatsen en vluchtwegen. Omgevingsmaatregelen kun je zowel binnen als buiten een aandachtsgebied nemen en hebben een collectief karakter. De omgevingsmaatregelen hebben een dempend effect op de mate waarin een omgeving wordt blootgesteld aan een gevaar. Omgevingsmaatregelen verminderen de hoeveelheid warmtestraling (brand), overdruk (explosie) of concentraties (gifwolk) waaraan gebouwen en locaties worden blootgesteld. Daardoor wordt de mogelijkheid om vluchtmogelijkheden te treffen groter. Hiermee kan soms worden afgezien van het treffen van aanvullende bouwmaatregelen.
Het is belangrijk om bij deze stap alle mogelijke scenario’s te beschrijven per aandachtsgebied (explosie, BLEVE, plas en/of fakkelbrand). Hierbij is het belangrijk om de al reeds bestaande omgevingsmaatregelen te wegen en te onderzoeken.
De omgevings- of bronmaatregelen moeten in verhouding staan tot de ontwikkelkosten. Het nemen van bron- en/of omgevingsmaatregelen kan zeer effectief zijn, maar dit kan tegelijkertijd ook zeer kostbaar zijn. Indien deze kosten niet in verhouding staan met de rest van de ontwikkelkosten kan dit afwenteleffect zorgen voor een situatie waarbij het nemen van deze maatregelen onrealistisch duur wordt. Vaak wordt dit doorgerekend naar de eventuele kopers of huurders van de bebouwing. Dit gaat ten koste van de haalbaarheid van de ontwikkeling.
In de situatie waarin blijkt dat het nemen van de maatregelen wel in verhouding tot de totale ontwikkelkosten staan, dien je deze maatregelen te treffen. Als je hieruit kunt beargumenteren dat het nemen van deze maatregel leidt tot een passende bescherming voor de populatie dat wordt toegevoegd, is het treffen van deze maatregelen afdoende. Daarbij dienen ten alle tijden de onderdelen van het Maatregelenniveau A op orde te zijn, daarnaast beschrijf je ook het restrisico. Ook is het belangrijk om aandacht te besteden aan de aanvullende risicocommunicatie die ingaat op de (mogelijke) handelingsperspectieven die worden gerealiseerd bij de getroffen maatregelen. Ook dient er in het kader van bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid verplicht advies gevraagd te worden aan de Veiligheidsregio.
Wanneer staan de kosten voor de maatregelen niet in verhouding tot de totale ontwikkelkosten? Het is aan de gemeente om te bepalen welke verhouding hierbij past. Indien blijkt dat de kosten van het nemen van de maatregelen niet in verhouding staan tot de totale ontwikkelkosten, dan is het aan het bevoegd gezag om te bepalen of het wenselijk is om de maatregelen te nemen. Het is aan het bevoegd gezag om zelf kaders te stellen hoe zij deze wenselijkheid toetsen. Indien de maatregelen disproportioneel kostbaar zijn ten opzichte van de totale ontwikkelkosten, kan dit een argument zijn om af te zien van het nemen van deze maatregelen. Als de gemeente bepaald dat dit het geval is dan zul je vervolgens moeten kijken of het mogelijk is om door aanvullende bouwkundige maatregelen te nemen, tot passende bescherming te komen.